Cindy Sherman

De confronterende kunst van Cindy Sherman

Met de tentoonstellingen Anti-Fashion en Early Works 1975-1980 presenteert FOMU voor het eerst in België een breed overzicht van het resoluut vernieuwende oeuvre van de Amerikaanse fotograaf en conceptueel kunstenaar Cindy Sherman. Voor het museum is dit een uitgelezen manier om deel te nemen aan ENSOR 2024, want net als het oeuvre van de Oostendse schilder, bekend om zijn ‘maskerades’, nodigt dat van de Amerikaanse fotograaf ons uit kritisch te kijken naar sociale conventies.

TEKST: Jean-Marc Bodson

Cindy Sherman werd geboren in 1954, toen men nog geloofde in de transparantie van het beeld, in zijn vermogen ons een geloofwaardige kijk op de wereld te bieden, of dat nu op foto dan wel op film was. Tegen het einde van de jaren 70 echter twijfelden veel fotografen al niet meer aan de propagandistische neiging van de documentairefotografie. Dus stapten ze buiten de journalistieke zone en betraden die van de hedendaagse kunst, door middel van fictionele werken. Sherman raakte al vroeg betrokken bij die beweging, die bekend is komen te staan als de ‘Pictures Generation’.

Zodra ze haar studie fotografie in 1977 had afgerond, begon ze aan Untitled Film Stills, een fictionele reeks die ze drie jaar later voltooide en waarin haar jonge ik de personages speelde in pseudofoto’s ontleend aan denkbeeldige films uit de jaren 50. In 69 (zelf)portretten komt het hele scala aan vrouwelijke stereotypen aan bod en belicht Sherman de normatieve kant van films geproduceerd door een filmindustrie die doordrenkt is van de heersende ideologie, uitgesproken macho en consumentistisch. Van de jonge stedelinge, waakzaam op straat, tot de huisvrouw voor ‘haar’ gootsteen, via de studente in de bibliotheek of het meisje dat zich opmaakt in de badkamer: het FOMU presenteert een ruime selectie in Early Works 1975-1980, de tweede tentoonstelling, gewijd aan Cindy Shermans belangrijkste drijfveren en ideeën.

KUNSTGREPEN BLOOTGELEGD

Ik verhul niet dat alles wat je ziet vals is, maar je moet toegeven dat wat ik aan het licht breng echt is, lijkt de Amerikaanse ons te zeggen. Deze omkering van het paradigma, van de prioriteiten tussen de realiteit van de opname en de waarheid van de fictie, zou de rest van haar werk doordrenken. In de meeste van haar reeksen continueert ze het onderzoeken van de structuren van de weergave, het zichtbaar maken van de hulpmiddelen gebruikt bij de constructie van beelden. Zo geeft ze ons meteen ook stof tot nadenken over het hedendaagse fenomeen van de alomtegenwoordigheid van beelden, die ons dagelijks beïnvloeden zonder dat we ons daarvan bewust zijn.